Spelregels veldhockey 2000 - 2001 | bijgewerkt: 23 juli 2000 |
Datum publicatie: 29-06-2000
Briefing bondsscheidsrechters seizoen 2000 – 2001
Het goed bestuderen van de briefing is, naast het aandachtig doorlezen van het spelregelboekje 2000, een belang-rijke voorbereiding op het
seizoen. Niet alleen de teksten van de regels, maar ook de bijlagen zijn van belang als studiestof. Veel van de zaken die in voorgaande
jaren apart nog in de briefing naar voren kwamen, staan hier reeds vermeld.
Voor de eenvoud is de briefing ook nu weer in de mannelijke vorm geschreven. Natuurlijk geldt het geheel ook voor vrouwelijke arbiters en
spelers.
REGELWIJZIGINGEN
Regelwijzigingen
De Hockey Rules Board heeft slechts enkele wijzigingen aangebracht in het spelreglement.
· De strafcorner mag worden aangegeven van een door de aanvaller zelf te kiezen punt op de achterlijn, bin-nen de cirkel en niet dichter dan
9,10 meter (het streepje) van de doelpaal.
· Voor internationale wedstrijden is een extra (stippellijn) cirkel op 5 meter buiten de gewone cirkel verplicht; voor andere wedstrijden is dit
nog niet verplicht.
· Er zijn andere omschrijvingen opgenomen voor de stick.
VOORBEREIDING EN AFSPRAKEN, COMMUNICATIE IN HET VELD
· Scheidsrechters dienen zeker een uur voor aanvang van een wedstrijd in een standaard klasse aanwezig te zijn; in reserveklassen is drie
kwartier voldoende. De tijd voor aanvang van de wedstrijd kan dan gebruikt worden voor het afstemmen van details met de collega, het
controleren van het veld en het zich goed voorbe-reiden op de wedstrijd.
· Wedstrijdformulieren dienen voor aanvang van de wedstrijd aan de scheidsrechter te worden gegeven. Na het begin van de wedstrijd
kunnen geen namen meer worden gewijzigd. Wanneer men echter nog geen zes-tien namen had ingevuld, mag dat later gebeuren. Tel voor
de wedstrijd goed na, of er op de reservebank niet meer mensen zitten dan er op het formulier staan.
· De regel over het aantal mensen op de spelersbank is redelijk simpel, maar wordt te weinig gecontroleerd. Er mogen maximaal vier
begeleiders zitten plus maximaal vijf wisselspelers. Deze laatste dienen in wed-strijdtenue gekleed te zijn. Een geblesseerde speler die op
de bank wil zitten neemt de plaats in van een be-geleider. Zijn er maar drie begeleiders, dan mag er toch geen extra reservespeler op de
bank zitten; andersom geldt dat ook. De mini van de week mag, als dit geen gevaar oplevert, als extra persoon op de bank.
· Goed arbitraal teamverband straalt uit richting de spelers. Wanneer een scheidsrechter door een blik of gebaar om advies vraagt, hoeft
zijn collega dus niet via geheime codesignalen antwoord te geven. Geef maar duidelijk aan wat u bedoelt, dan zien de spelers ook dat er
een derde team op het veld staat.
· De scheidsrechter wordt beoordeeld op de juistheid van zijn beslissingen. Voor de positioning van de scheidsrechter zijn, op basis van
veel ervaring, bindende aanbevelingen gedaan. U moet hier geen experi-menten bij gaan verzinnen. De ervaring leert dat dit ooit een keer
fout gaat, en dat moet voorkomen worden. Experimenten zullen vast wel plaatsvinden, maar dan vooraf gepland en niet op persoonlijk
initiatief.
· Iedereen heeft wel eens een minder gelukkige beslissing genomen in een wedstrijd. De goede scheidsrechter is echter in staat zich direct
daarna weer op te peppen, en gewoon verder een goede wedstrijd te fluiten.
· Vaak geeft een wedstrijd aanleiding voor spelers of begeleiders om na afloop even wat situaties door te spreken met elkaar en met de
scheidsrechters. Deze gesprekken kunnen nuttig en leerzaam zijn. Net als brie-fings en bijscholingen zijn dit momenten waarop ervaringen
worden uitgewisseld. Ook bij dit soort gesprek-ken is collegialiteit zeer belangrijk: u bent een team en moet dat ook uitstralen bij
discussies.
· Wanneer u zelf het idee hebt dat u wel eens fout zou kunnen zitten met een essentiële beslissing, dan kunt u de tijd stil zetten en uw
collega om advies vragen. Doe dit echter alleen als de collega het voorval realis-tisch gezien ook heeft kunnen waarnemen. Want de
praktijk leert dat hij, ook als hij zegt helemaal niets ge-zien te hebben, toch van de spelers de schuld zal krijgen over een voor hen nadelige
beslissing. Maar er zijn wel eens voorvallen waarbij de collega kan helpen om de juiste beslissing te nemen. Maak daar dan gebruik van,
maar verschuil u niet wanneer u een beslissing gewoon zelf moet nemen.
AANVOERDERS EN TEAMGEDRAG
· Het is goed om een team via de aanvoerder aan te spreken op zijn gedrag. Deze manier van optreden zal er voor zorgen dat de spelers
niet bij elke strafcorner of vervelende beslissing overgaan tot groepsprotesten. Wacht niet tot het zoveelste protest, maar treed direct op.
Het is niet de bedoeling dat elke vorm van protest direct via een kaart voor de aanvoerder wordt opgelost; vaak is het al voldoende de
aanvoerder te vragen om in te grijpen. Een kaart kan dan volgen wanneer de aanvoerder dit niet doet, of wanneer zijn invloed niet voldoende
merkbaar is geweest. Wanneer het protesteren duidelijk van één speler komt, moet de aanvoeder natuurlijk geen kaart krijgen, maar moet
er tegen deze speler worden opgetreden.
· Een aanvoerder kan een groene of een gele kaart krijgen in zijn functie als aanvoerder. Een rode kaart voor een aanvoerder in functie, kan
alleen maar wanneer het team de overtreding waarvoor geel werd gege-ven maar blijft herhalen. Dan is echter de zaak feitelijk al uit de hand
gelopen. Beter is het dan om de be-trokken spelers tijdig als individu aan te pakken, in plaats van het blijven zoeken naar groepsstraffen.
· Een kaart voor een aanvoerder is een kaart voor de functionaris. Als een team van aanvoerder wisselt nadat deze een kaart heeft
gekregen, gaat de kaart mee naar de volgende aanvoerder.
· Het komt te vaak voor dat het gedrag van de spelersbank en met name dat van de coach de gestelde nor-men overschrijdt. De coach is er
om zijn team aanwijzingen te geven, en niet om opmerkingen te maken naar de leiding. Dat leidt de scheidsrechter af en geeft een slechte
indruk naar spelers en publiek. Dit soort inci-denten moet worden bestreden. De scheidsrechter moet de coach strenger op zijn gedrag
wijzen, waarbij een gele kaart in veel gevallen de juiste oplossing zal zijn. Probeer deze kaart te geven zoals u deze ook aan spe-lers geeft:
na afloop van de straftijd is het incident vergeten, en gaat het spel gewoon verder.
· Teambegeleiders die een gele kaart ontvangen moeten tien minuten het speelveld verlaten. Zij mogen pas terug wanneer de
scheidsrechter hiervoor toestemming geeft. Een kaart voor een teambegeleider moet op het wedstrijdformulier worden vermeld.
· Wanneer een wisselspeler een tijdstraf krijgt opgelegd, dient de aanvoerder een veldspeler aan te wijzen die gedurende de straftijd naar de
kant gaat.
VOORDEEL
· Voordeel is meer dan alleen balbezit; belangrijk is niet wat de scheidsrechter vindt dat de speler zou kunnen, maar wat een speler
daadwerkelijk kan in een bepaalde situatie. Doel is datgene te doen dat de overtredende partij het meeste nadeel bezorgt: een straf
opleggen of door laten spelen.
RUW OF GEVAARLIJK SPEL
· Alleen wanneer u voldoende en tijdig optreedt tegen fysieke overtredingen behoudt u de controle over de wedstrijd. Geef de spelers niet de
gelegenheid om voor eigen rechter te gaan spelen, maar laat duidelijk en vanaf het eerste begin weten waar de grenzen liggen. Wees
daarin helder en consequent.
· Een sliding mag, maar wanneer men hierbij de tegenstander raakt, of het spelen onmogelijk maakt, is het een overtreding. Een sliding
waarbij alleen maar de tegenstander wordt geraakt (en dus niet de bal), dient te worden bestraft als opzettelijke overtreding. Hierbij is opzet
geel, en onhandigheid in ieder geval groen. Het consequent en duidelijk toepassen van deze maatregel bevordert de veiligheid van de
spelers.
SPELHERVATTINGEN
· Bij een vrije slag dient de bal eerst een meter te rollen alvorens deze door een medespeler wordt geraakt. Deze regel is bedoeld om het
gevaar bij een scoop te verminderen. Het is dus niet de bedoeling om een vrije slag waar geen tegenstander in de buurt staat af te fluiten
wanneer deze slechts 80 of 90 centimeter heeft ge-rold. Laat het spel dan maar doorgaan, maar geef de speler door een gebaar aan dat hij
dit niet moet herhalen waar tegenstanders bij staan.
· Als men na een vrije slag de bal omhoog speelt, ontstaat er gemakkelijk gevaarlijk spel. Daarom moet de tegenstander duidelijk op het
moment van nemen van de vrije slag op (ruim) vijf meter staan. Wanneer dit het geval is, is het vervolgens de verantwoording van degene die
de bal hoog wil spelen om geen gevaarlijk spel te veroorzaken. Wees hier vroeg in de wedstrijd al zeer duidelijk over, dat schept helderheid.
· De lange corner wordt genomen bij het streepje op de zijlijn, op vijf meter van de achterlijn. Op velden waar dit streepje nog op 4,50 meter
staat wordt de corner ook bij het streepje genomen. Dus niet op vijftig centimeter van dat streepje vandaan.
· De strafcorner mag genomen worden op het (tweede) streepje op de achterlijn, maar ook tussen dit streepje en de cirkelrand. In dat geval
hoeven de verdedigers niet meer achter het eerste streepje te blijven staan, maar moeten ze gewoon vijf meter afstand houden.
GEBRUIK VAN LICHAAM EN STICK
· Slechts weinig spelers kunnen een backhandslag gecontroleerd uitvoeren. Dat wil zeggen dat de meeste spelers geen idee hebben of de
bal hoog of laag zal gaan, en waar deze precies zal uitkomen. Als schot op doel is het vaak mooi, maar in het normale spel moet er streng
op gevaar worden gelet. Het is daar een ge-wone slag die op gevaar wordt beoordeeld; wanneer duidelijk blijkt dat de speler geen controle
over richting en hoogte heeft dient dit te worden afgefloten.
· Stickafhouden is een beweging waarbij de balbezitter de bal met zijn stick afschermt voor de tegenstander. Het in een vloeiende beweging
spelen en begeleiden van de bal (dribbelen) is geen stick afhouden. Wanneer men de bal laat rollen en vervolgens de stick tussen de bal en
de stick van de tegenstander houdt, is dit het wel. Tegen dit soort kleine maar vervelende technische trucjes moet goed opgetreden
worden.
· Wanneer shoot wordt gemaakt zijn er drie opties. Een vrije bal tegen degene die de bal raakt in standaard gevallen en een vrije bal tegen
de veroorzaker van de overtreding als deze de fout duidelijk uitlokt. Daar-naast is er een derde optie: niet fluiten. U hoeft niet te fluiten
wanneer een speler de bal met opzet tegen het lichaam van de tegenstander aanspeelt, terwijl de positioning van de tegenstander de
mogelijkheid voor een alternatief heeft gelaten. In zulke gevallen geeft de scheidsrechter door het voordeel gebaar duidelijk aan dat hij de
“overtreding” gezien heeft, maar dat hij besluit dat hier niet voor gefloten dient te worden. Duidelijk staan hier twee zaken genoemd: opzet
bij de veroorzaker en de positioning van degene die geraakt wordt. Iemand die zijn voeten breed naast zijn stick zet en vervolgens geraakt
wordt dient bestraft te worden. Als shoot leidt tot onevenredig voordeel voor degene wiens lichaam is geraakt, dient te worden gefloten en
krijgt de speler die de overtreding opzettelijk veroorzaakte de vrije bal tegen. Het is niet in de geest van het spel dat een speler een grote
kans krijgt na net shoot gemaakt te hebben.
· Wanneer de bal de hand die de stick vasthoudt raakt, is dit geen overtreding tenzij de hand gebruikt wordt om actief de bal te stoppen.
Wanneer een speler op deze wijze op de doellijn op zijn hand wordt geraakt, zit er altijd nog een stick achter en is het dus ook geen
strafbal. De stopper bij een strafcorner die zijn hand ge-bruikt bij het stoppen van de bal doet dit actief en is dus strafbaar.
· Voor het “hengelen” wordt een gele kaart gegeven wanneer de bal geraakt wordt. Wordt de bal niet geraakt, dan is er geen reden voor een
kaart (dus niet meer zoals vroeger een groene kaart geven). Hengelen is duide-lijk iets anders dan sticks. Bij hengelen speel je een bal die
ruim over je hoofd heen gegaan zou zijn.
HOGE BAL
· Een hoog schot op doel mag. Een hoog schot op doel dat via een keeper afstuit en daardoor leidt tot gevaar-lijk spel, is in principe een
strafcorner. Wanneer dat hoge schot echter niet van de keeper maar van de paal afstuit en aanleiding geeft tot een gevaarlijke situatie, is
het geen strafcorner maar een vrije slag voor de ver-dediging. Hoe onlogisch het ook klinkt.
· Een van de grond geslagen bal anders dan bij een schot op doel, dient pas te worden afgefloten wanneer het omhoog slaan opzettelijk
gebeurt, wanneer het gevaarlijk is of kan leiden tot gevaarlijk spel. Een vrije slag van vlak buiten de cirkel die iets omhoog naar een
vrijstaande speler wordt gespeeld kan doorgaan. Gaat de bal echter iets van de grond hard richting een groep spelers, dan moet hij meestal
als gevaarlijk worden beoordeeld. Het “hoog” roepen van spelers of publiek is op zich echter geen reden om te fluiten.
STRAFCORNER EN STRAFBAL
· Indien het voor de scheidsrechter duidelijk is dat het einde van een toegekende strafcorner buiten de offi-ciële speeltijd zal vallen, geeft hij
dit mondeling aan zowel de verdedigers als de aanvallers aan (en middels een gebaar aan de collega). Geen extra fluitsignaal, niet alvast
affluiten, maar mondeling aangeven dat deze strafcorner volgens de geldende regel zal worden gespeeld. Of de teams vervolgens deze
strafcorner met een andere tactiek willen spelen, is hun zaak en niet die van de arbitrage.
· Een strafcorner voor het opzettelijk over zijn eigen achterlijn spelen van de bal door een verdediger wordt slechts gegeven wanneer dit een
actieve handeling is (dus afketsen geeft geen strafcorner), terwijl er ook nog andere opties waren. Een verdediger die de bal vanuit de cirkel
richting zijlijn slaat, hoort geen strafcorner tegen te krijgen wanneer de bal twee, drie meter voor de hoekvlag over de achterlijn gaat. Gaat
de bal echter bij zo’n slag binnen de cirkel over de achterlijn, dan is een strafcorner een optie.
· In strafcornersituaties mag niet gewisseld worden. Dit houdt in dat tussen het toekennen van de strafcorner en het volledig uitspelen van
de situatie, inclusief hieruit volgende nieuwe strafcorners, er niet gewisseld mag worden. Alleen de geblesseerde of (tijdelijk) uit het veld
gestuurde keeper van de verdedigende partij mag vervangen worden. Andere spelers mogen er wel uit, maar hun vervanger mag pas in het
veld na afloop van de strafcornersituatie(s).
· Bij een strafcorner dient het eerste schot op goal op het moment dat het de doellijn passeert niet boven 46 cm (plankhoogte) te zijn. Er
staat dus niet dat de bal altijd onder plankhoogte moet zijn geweest, een boogje mag op zich best, mits het geen gevaar oplevert. Het
schot uit een rebound, of de tip-in wordt alleen op gevaar beoordeeld, want in principe mogen deze ballen hoog. Maar pas op, er wordt
gesproken over een schot op goal. Dat betekent dus een schot van binnen de cirkel. Komt het schot van buiten de cirkel, dan moet het hier
bedoelde eerste schot dus nog steeds komen.
· Op basis van ervaring bij internationale toernooien is de interpretatie van een hoge push of gerechtvaardigd hoog schot dat de uitloper
raakt gewijzigd. Wanneer de uitloper binnen vijf meter afstand van de plaats is waarvandaan de bal wordt gepusht of geschoten, ligt het
risico van het gevaarsaspect volledig bij de schutter. Wanneer de uitloper (en alleen hij, niet stilstaande spelers) boven kniehoogte wordt
geraakt, is het gevaarlijk spel en dus een vrije slag voor de verdediging. Wordt de uitloper onder de knie geraakt, dan is het een nieu-we
strafcorner.
· Bij een strafbal moet de speler die de bal neemt met beide voeten achter de bal staan. Raakt de speler de bal meer dan eens, dan dient
te worden afgefloten. Let er bij deze zware beslissing goed op dat hier duidelijk sprake is van twee maal raken. En wellicht ten overvloede:
als de keeper een overtreding maakt bij het ver-dedigen van een strafbal, dan is de enig mogelijke straf een strafdoelpunt; niet overnemen.
PERSOONLIJKE STRAFFEN
· Er zijn een paar situaties waar in de regel standaard een kaart wordt gegeven. Het consequent toepassen van deze afspraken schept
duidelijkheid, en heeft bewezen dat spelers de overtreding uit hun hoofd laten (of bij het begaan daarvan al de straf beseffen). Zo is
hengelen altijd geel, mits dit echt ruim boven het hoofd is en de bal wordt geraakt. Een sliding waarbij de bal niet wordt geraakt en de
tegenstander onderuit gaat, is ook per definitie een kaart, waarbij onhandigheid groen kan zijn, maar opzet altijd geel is.
· Voor het geven van een kaart wordt de tijd stilgezet, voor het geven van een vermaning niet. Het is echter helemaal niet verboden om het
nemen van een vrije slag even op te houden om even iemand kort toe te spre-ken. Maar voor de duidelijkheid wordt afgesproken: tijd stil,
dan een kaart.
· Hockey kent niet de voetbalregel dat het neerhalen of vasthouden van een doorgebroken speler per definitie een rode kaart is. Elk geval
wordt op zich beoordeeld, en rode kaarten worden alleen voor echt grove over-tredingen, of voor herhalingen van reeds met geel bestrafte
overtredingen gegeven.
· De minimum tijdstraf voor een speler bij een gele kaart is vijf minuten. Deze minimale straf wordt echter alleen toegepast bij verbale of
minder zware vergrijpen (geen afstand, bal wegtikken, hengelen). Bij echt fy-sieke overtredingen dient 10 minuten de minimale tijdstraf te
zijn. Een langere tijdstraf bij grovere overtre-dingen komt de duidelijkheid ten goede, maar een straf langer dan 20 minuten is onzin. In dat
geval is de overtreding kennelijk zo grof, dat rood op zijn plaats is. De lengte van de tijdstraf dient direct door de scheidsrechter te worden
aangegeven, middels het duidelijk opsteken van het aantal vingers.
· In principe is twee keer groen geel en twee keer geel rood. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat deze verzwaring te zwaar is,
daarom is een tweede kaart van gelijke kleur binnen de regels mogelijk. Een tweede gele of een tweede groene kaart voor dezelfde speler
is echter een grote uitzondering. Behalve bij een aanvoerder, want daar worden de kaarten voor de speler en de functionaris apart geteld, en
kan de speler dus een kaart krijgen van een kleur die hij als aanvoerder ook al had gehad of andersom.
AFSLUITING
De briefing is ook te lezen op de internet site van de KNHB op http//www.KNHB.nl.
Het lezen van de briefing en het spelreglement is een essentieel onderdeel van de seizoensvoorbereiding voor een scheidsrechter. Aan het
begin van het seizoen organiseert de KNHB in alle districten bijeenkomsten waar de briefing mondeling wordt toegelicht. Deze
bijeenkomsten zijn bedoeld om interpretaties goed met elkaar door te nemen en op elkaar af te stemmen. Voor scheidsrechters zijn deze
bijeenkomsten uitermate belangrijk.
Ieder op zijn niveau veel succes en plezier gewenst met de uitvoering van zijn hobby in dit seizoen.